
Jurisprudentie
BJ5952
Datum uitspraak2009-08-19
Datum gepubliceerd2009-08-25
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers320880 / HA ZA 08-3272
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-08-25
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers320880 / HA ZA 08-3272
Statusgepubliceerd
Indicatie
Vordering van bank wegens onrechtmatig handelen van gedaagde door het geven van diverse betalingsopdrachten na faillietverklaring. Vordering toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 320880 / HA ZA 08-3272
Vonnis van 19 augustus 2009
in de zaak van
de coöperatie COÖPERATIEVE RABOBANK DEN HAAG EN OMGEVING U.A.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eiseres,
advocaat mr. A. Vijftigschild,
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. E. Meijer.
Partijen zullen hierna de bank en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 februari 2009 en de daarin genoemde stukken;
- het proces-verbaal van comparitie van 19 juni 2009.
1.2. Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.
2. De feiten
[gedaagde] is bij vonnis van deze rechtbank van 15 juni 2005 failliet verklaard, met benoeming van mr. M. Huijsman tot curator. Bij arrest van 19 juli 2005 heeft het gerechtshof te 's-Gravenhage dit vonnis bekrachtigd.
2.2. Op of omstreeks 15 juni 2005 heeft [gedaagde] met 'telebankieren' aan de bank voor € 26.669,21 aan betaalopdrachten verstrekt. Op het aan hem verzonden rekeningafschrift staat telkens als rentedatum 16 juni 2005 vermeld.
2.3. De bank heeft op 3 oktober 2007 op vordering van de curator een bedrag van € 26.669,21 aan de faillissementsboedel betaald. Dit bedrag heeft zij vervolgens gedebiteerd op de door [gedaagde] aangehouden betaalrekening met nummer [000000000]
3. Het geschil
3.1. De bank vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 27.899,62, te vermeerderen met de contractuele rente van 14,85 % per jaar over € 26.669,21 vanaf 3 september 2008, alsmede de proceskosten.
3.2. Deze vordering is primair gebaseerd op de stelling dat de door [gedaagde] aangehouden betaalrekening een niet toegestane debetstand vertoont van € 26.669,21. Subsidiair beroept de bank zich op onrechtmatig handelen van [gedaagde], die opzettelijk op de datum en in de wetenschap van zijn faillissement opdracht heeft gegeven om diverse betalingen uit te voeren waarvan hij wist, althans behoorde te weten, dat deze door de curator teruggedraaid zouden gaan worden.
De vordering omvat mede € 397,41 aan vervallen contractuele rente. Het rentepercentage van 14,85 % per jaar is gebaseerd op de algemene voorwaarden van de bank. Tevens maakt de bank aanspraak op buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 833,00, inclusief BTW, wegens de noodzakelijke inschakeling van Van Arkel Gerechtsdeurwaarders.
3.3. [gedaagde] voert gemotiveerd verweer.
4. De beoordeling
4.1. De bank heeft ter onderbouwing van de primaire grondslag van haar vordering geen contractuele bepalingen ingeroepen, afgezien van de gebruikelijke bepaling die [gedaagde] verplicht tot aanzuivering van een debetstand op zijn rekening-courant. Zij heeft niet gesteld op welke grond zij bevoegd was haar betaling aan de curator in haar rekening-courant verhouding met [gedaagde] als debetpost af te boeken. Daarom kan niet worden aangenomen dat de rekening van [gedaagde] een ongeoorloofd tekort vertoonde. Op de contractuele grondslag kan de vordering van de bank dan ook niet slagen.
4.2. [gedaagde] had ingevolge artikel 23 van de Faillissementswet op 15 juni 2005 vanaf 00.00 uur de beschikking en het beheer over zijn vermogen verloren. Hij was dus ook niet langer bevoegd betalingsopdrachten te verstrekken. Het onbevoegd verstrekken van opdrachten tot betaling is onrechtmatig jegens de bankinstelling die deze moet uitvoeren en van die onbevoegdheid op dat moment (nog) geen kennis heeft.
4.3. [gedaagde] betwist dat hij de betalingsopdrachten na zijn faillietverklaring heeft gegeven. Door de bank is echter een uitdraai met 'maandrekeninginformatie' overgelegd, waarop bij de betrokken bedragen telkens verwerkingstijdstippen op de datum van 15 juni 2005 staan vermeld. Het is algemeen bekend dat met 'telebankieren' verzonden opdrachten tot eenmalige betalingen onmiddellijk worden verwerkt. In dat licht heeft [gedaagde] niet voldoende gemotiveerd betwist dat hij de onderhavige opdrachten na 14 juni 2005 te 24.00 uur heeft gegeven. Aan bewijslevering komt de rechtbank dan ook niet toe.
4.4. Ten gevolge van het onrechtmatig handelen van [gedaagde] heeft de bank schade geleden, die hij dient te vergoeden. De bank heeft immers de bedragen die zij op grond van de betrokken opdrachten van [gedaagde] van diens rekening heeft afgeschreven, in de faillissementsboedel terug moeten brengen. Anders dan [gedaagde] heeft betoogd, heeft de bank aldus niet onverschuldigd betaald aan de curator. Die kon zich immers baseren op jurisprudentie van de Hoge Raad van 11 januari 1980 (NJ 1980, 563) en 28 april 2006 (NJ 2006, 503).
4.5. Gesteld noch gebleken is dat de bank bij toewijzing van het bedrag van € 26.669,21 ongerechtvaardigd wordt verrijkt. De bank heeft ter zitting verklaard dat haar vordering geen betrekking heeft op bedragen die zij al van derden (schuldeisers van [gedaagde]) heeft terug ontvangen. Geconcludeerd moet worden dat de vordering in hoofdsom toewijsbaar is.
4.6. Over de hoofdsom is de wettelijke rente verschuldigd vanaf 15 juni 2005.
4.7. De buitengerechtelijke kosten zijn toewijsbaar als gevorderd.
4.8. [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, waaronder de kosten van het vrijwaringsincident.
De beslissing
De rechtbank:
- veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan de bank van € 27.502,21, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 26.669,21 vanaf 15 juni 2005 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de bank begroot op € 703,39 aan verschotten en € 1.610,00 aan salaris van de advocaat;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A. Koppen en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2009.